In de laatste eeuw hebben mensen de grootste verandering veroorzaakt in de leefomstandigheden van de dieren.
“Onze televisies, boeken, fantasieën en nachtmerries zijn er nog vol van, maar de Simba’s, Shere Khans en Grote Boze Wolven van onze planeet zijn aan het verdwijnen. De wereld wordt voornamelijk bevolkt door mensen, hun vee en hun huisdieren.
Hoeveel wolven leven er nog in Duitsland, het land van de gebroeders Grimm, Roodkapje en de Grote Boze Wolf? Nog geen honderd. (En dat zijn dan nog voornamelijk Poolse wolven die de laatste jaren de grens over zijn geglipt.) Wel zijn er in Duitsland vijf miljoen huishonden. Er lopen op de hele wereld nog zo’n 200.000 wilde wolven rond, maar er zijn meer dan 400 miljoen huishonden. Er zijn 40.000 leeuwen op de wereld, tegenover 600 miljoen huiskatten; 900.000 Afrikaanse buffels tegenover anderhalf miljard vlees- en melkkoeien; vijftig miljoen pinguïns en twintig miljard kippen.
Ondanks ons groeiende milieubewustzijn zijn de populaties wilde dieren sinds 1970 gehalveerd (niet dat ze er in 1970 zo rooskleurig aan toe waren). In 1980 waren er twee miljard wilde vogels in Europa, waarvan er in 2009 nog maar 1,6 miljard over waren. In hetzelfde jaar fokten Europeanen 1,9 miljard kippen voor het vlees en de eieren. Op dit moment is meer dan negentig procent van de grote dieren op de wereld (dieren die meer wegen dan een paar kilo) ofwel mens, ofwel vee.” (Harari, Homo Deus, blz 83v.)
De dieren in de Bijbel
Hoewel de morele intuïties die christenen hebben vaak teruggrijpen op de Bijbel, dient men zich bij het vertalen van bijbelse noties naar vandaag te realiseren dat Gods spreken in de Bijbel plaatsvond in de context van een agrarische samenleving, die diepgaand verschilde van de moderne. Daar komt bij dat door wetenschappelijke ontwikkelingen ons begrip van het dierenleven aanzienlijk is veranderd. De Bijbel zwijgt bijvoorbeeld over bacteriën en schimmels. De lessen die wij uit de bijbelteksten kunnen trekken, zijn daarom niet praktisch van aard, maar hebben een meer levensbeschouwelijk karakter. Waar het in de Bijbel om gaat, is het Woord van God en Zijn spreken over de relatie tussen God en mens en de rol van de. mens in de schepping, waaronder het dierenleven. De hermeneutische context van onze tijd vraagt dat wij de Bijbel met nieuwe ogen lezen en oog krijgen voor de betekenisvolle relaties tussen mens en dier in de Bijbel. (Graafland, En God schiep, blz. 17)
Een aantal lijnen uit de Bijbel:
- De dieren hebben een prominente plaats in het scheppingsverhaal (Genesis 1:24-26)
- Een spannende passage is: Genesis 1:29-31, waarin de voedsel voorziening geregeld wordt: de dieren zijn geen onderdeel van het voedsel. Is de mens vegetarisch bedoeld?
- Maar ook in Genesis 3 speelt een dier een belangrijke rol. De zondeval heeft straf en dierenleed tot oorzaak. Deze horen dus niet zomaar bij Gods goede schepping.
- Ook in het zondvloedsverhaal is eer grote verbondenheid tussen het oordeel en redding van de dieren en de mens (Genesis 6:7 en 9:9-11).
- Maar er komt ook een nieuwe orde in de voedselvoorziening (Genesis 9:2-3). Laat God dit toe omdat Hij er nu rekening mee houdt dat de mens slecht is?
- Er worden dieren geofferd. Maar dit nooit met het idee dat een boze God gunstig gestemd moet worden met het offeren van dieren. De innerlijk gezindheid is de kern van de offeraar.
- Er zijn expliciete geboden, waarin opgeroepen wordt goed met dieren om te gaan (Deut 25:4; Deut 5:13-14)
- De dieren komen terug in het toekomstvisioen van God: (Jesaja 11:1-9)