Een van de belangrijkste manieren om te leren bidden is het bidden met de woorden van een ander. Daarbij is het ‘Onze Vader’ het belangrijkste gebed.
Voor sommigen voelt het eigen vrije gebed oprechter, dan het lenen van de woorden van iemand anders. In een uitleg over het ‘Achttiengebed’, een veel gebeden formuliergebed in het Jodendom schrijft iemand:
“Waarom zou met bij het zeggen van een formuliergebed het gevoel hebben ‘alleen maar na te praten wat anderen voor ons hebben opgeschreven’? Heeft de pianist die werken van grote meesters speelt, het gevoel maar wat op de dreunen dan niet van hemzelf komt? Integendeel, hij zal zijn muzikale gevoeligheid er juist aan verdiepen en verrijken. Wie piano speelt, vindt uiteindelijk meer bevrediging in het spelen van de grote meesters dan in de eigen improvisatie. Wie geen groot musicus is, loopt al improviserend gauw dood tegen de grenzen van de eigen creativiteit; hij begint zichzelf te herhalen en hoort de eigen thema’s allengs vervlakken, zeker wanneer hij zich niet steeds vernieuwt aan de bron van de meesters. En zou dit niet gelden voor het gebed? “Er gaat meer inspiratie uit van het weergeven van de muziek van eeuwen dan van het spelen op de gebrekkige fluit van het eigen hart. Het is goed dat er woorden zijn die zijn geheiligd door eeuwen van gebed, door de eerlijkheid de liefde van vele generaties.” (Heschel). De woorden van het gebed zijn niet zomaar woorden, woorden die we zomaar door andere zouden kunnen vervangen. Het zijn woorden, die gegroeid zijn uit de gebedservaring van vele generaties, van de besten, wijsten, reinsten van die generaties.” (Elke Morgen Nieuw, blz 3v)